Na het opheffen van de zoveelste lockdown, fietst ik weer naar de sportschool. ’s Avonds op een doordeweekse dag. 19.00 uur.
Nou, drie keer raden wie nog meer op dat idee was gekomen?
De hele stad!
Je zou daar de Nijmeegse vierdaagse kunnen wandelen, door gewoon langs alle loopbanden te lopen. Zoveel zijn het er.
Allemaal bezet.
Bij de losse gewichten, zeg maar dé plek waar elke zichzelf serieus nemende spierbundel zich bevindt, zitten ze bijna allemaal op elkaars schoot.
Bij een grote spiegel hebben een paar vrouwen wat matjes neergelegd om wat oefeningen met het lichaam te maken.
Ik weet niet precies wat hun bedoeling is met hun te kleine shirtjes en te strakke broekjes. Maar ik weiger naar ze te kijken.
Ik weiger te kijken!
Ik wandel daar als een verdwaalde nomade rond, op zoek naar apparaten die wel vrij zijn. De chest-press. Shoulder curl. Al die benamingen die me aan een kapsalon doen denken (geen idee waarom).
Overal waar ik loop, kom ik andere mannen tegen.
Ik weet niet of het een code is, maar mannen in hemdjes kijken je zonder emotie aan. Sommigen bewegen nog een beetje hun kin naar boven als soort van begroeting. De anderen kijken langs me heen.
Ik heb weinig in te brengen daar in die sportschool. Ik ben niet gespierd en heb geen ambitie voor grote spieren.
Het enige wat ik heb, is mijn glimlach.
Dus ik glimlach naar iedereen die ik tegenkom.
Behalve de vrouwen in te blote kleren. Daar kijk ik bewust niet naar. Mijn primaire driften kunnen dat niet aan. Zelfbescherming. Pure zelfbescherming.
Ik wil best bekennen dat ik een tijd lang een boek meenam. Om tussen mijn gewichtsessies door The lord of the flies te lezen.
Gewichtstraining voor mijn ziel.
Maar tegenwoordig doe ik het met pratende mensen in mijn oor. Podcasts. Hoorcolleges. Radio-uitzendingen.
Alleen er is zoveel geluid. De ritmisch klinkende voeten op de rubberen banden. Cardio-apparaten die wel wat smeerolie mogen gebruiken. Door de speakers klinkt de zoveelste ’80 klassieker, maar nu met een afgrijselijke beat erdoorheen, gezongen door een vrouw.
Ik hoor nauwelijks iets in mijn oortjes.
Ik denk na het produceren van welgeteld één zweetdruppel op de cardiofiets, dat ik het voor gezien houd.
Ik fiets terug naar huis, parkeer mijn fiets in de schuur. Draai de deur op slot en zie de buurman langskomen.
‘Gesport?’
‘Ja’, zeg ik.
‘Hoe was het?’
‘Druk.’
‘Fijne avond!”
‘Fijne avond.’
De marteling van een half uur in die sportschool samengevat in een woord: druk.
Een manier om een goed-weer-gesprek af te ronden.
Een abstract woord gebruiken dat een samenvatting geeft van iets wat je gedaan hebt.
Het is een goede strategie om een lang gesprek te vermijden.
Maar al schrijvend wil je dit voorkomen.
Want het is lui-schrijven.
Je bent aan het schrijven, verdomme!
Maak het beeldend.
Doe je best.
Prikkel dat brein.
Zeg niet dat je je verveelt. Omschrijf verveling.
Zoals de openingsscène in Once upon a time in the west. Waar cowboys in de hitte wachten op de trein en lastig worden gevallen door een vlieg.
Zeven minuten duurt die scène. Zeven minuten! Tot de trein aankomt.
Daarna begint het spektakel.
https://www.youtube.com/watch?v=QML28YQBvyc
Dit is ook met het vertellen van tijd en ruimtes.
Vrouwen die Charlie haten, mijn eerste boek, zit vol met meetgegevens van kamers.
20 vierkante meter kamer hier. 40 vierkante meter kamer daar.
Welk personage meet nou met een meetlint hoe groot een kamer is?
Precies.
Niemand.
Als je de grootte van een kamer wil omschrijven, gebruik dan visuele informatie.
In de kamer kon amper een tweepersoonsbed staan.
Dat zegt een hoop.
Dit geldt ook voor tijd. Niemand houdt bij dat er een half uur verstreken is tussen momenten in.
Omschrijf liever in een aantal zinnen wat er in dat half uur gebeurd is.
Net zoals je niet moet spreken over gisteren, eergisteren of vorige week.
De lezer maakt bij het lezen van een verhaal zelf een logische tijdsperiode. Dat is juist de magie.
Daarom zie je vaak series en films de zin ‘the other day’ gebruiken in plaats van ‘yesterday’. Het is aan de kijker hoe die de tijd interpreteert.
Je verbreekt de illusie als je het gaat benoemen.
Daarom.
Maak het beeldend.
Deze tekst komt uit mijn vijfdaagse mail. Elke donderdag en vrijdag ga ik de diepte in via micro, meso en makrolessen.
In mijn microlessen vertel ik in 350 woorden (of minder) hoe je van je tragedie kunst maakt. In mijn meso-lessen vertel ik je in 1000 woorden of minder hoe je dat doet. In mijn macro-lessen is er geen plafond: alleen maar persoonlijke verhalen en kwetsbaarheid hoe ik dat deed.
Zoals het vervolg op deze tekst. Over woorden die we heel vaak gebruiken, maar eigenlijk weet niemand echt de betekenis ervan. Geluk. Beroemd. Rijk. Succes.